Rijtechniek
- - - - - - - -
R

Heb je vragen i.v.m. rijtechnieken? Download hier het rijprof document over basisrijtechnieken


De examinator verwacht - dat je de auto steeds technisch goed beheerst en bedient
:

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

  • dat je alle nodige bedieningsinstrumenten weet staan en ze correct bedient wanneer nodig, zonder verlies van aandacht op het verkeer
    > b.v. lichten, richtingaanwijzers, handrem, ruitenwissers, ontwaseming, ontdooiing en claxon.
    Zie:  Voorafgaande Controles
  • dat je zithouding, hoofdsteun, spiegels, veiligheidsgordels nakijkt vóór je vertrekt (zie voorafgaande controles).
     Animatie Zithouding
     Illu Spiegels
  • dat je zonder problemen kunt vertrekken op een helling zonder achteruit te bollen.

  • dat je de meest efficiënte vertragingstechniek toepast
    > b.v. zolang mogelijk meeremmen op de motor door zo laat mogelijk ontkoppelen (pas bij lage toerentallen),
    indien mogelijk gelijktijdig remmen & terugschakelen en telkens de koppeling omhooghalen om zoveel mogelijk de auto te laten meeremmen op de motor maar ook niet te brutaal bij te hoge toerentallen op de motor remmen.
    Hou de voet op het rempedaal zodat tijdens het terugschakelen de stoplichten blijven branden.

     Animatie stoplichten & remmen
  • dat je niet te vroeg of te veel ontkoppelt wanneer dat niet nodig is en zeker niet langdurig ontkoppelt aan hoge snelheid.
    > b.v. zoveel mogelijk de linkervoet naast het koppelingspedaal zetten behalve wanneer je aan lage snelheid veelvuldig moet ontkoppelen.
  • dat je vertraagt vóór een bocht en niet ontkoppelt in een bocht of een afdaling maar vooraf de juiste versnelling kiest.
  • dat je heel traag kunt rijden waar dat nodig is: in de juiste versnelling en eventueel heel traag op slippende koppeling.
  • dat je steeds de meest optimale versnelling kiest: zowel bij op- als terugschakelen en nooit al rijdend in neutraal zet.
  • dat je niet onnodig gas geeft en tijdig het gasgeven vermindert (ecodriving).
  • dat je vinnig kunt optrekken waar dat nodig is (b.v. oprit snelweg).
  • dat je correct stuurt
    > o.a. zoveel mogelijk met 2 handen sturen, handen 10 vóór 2 of kwart voor 3 , duimen op het stuur, vlot kunnen doorsturen, armen niet lang gekruist houden en direct overnemen, gecontroleerd centeren. stuur nooit loslaten!
     Animatie licht sturen
     Animatie doorgeven sturen
     Animatie overnemen sturen
  • dat je stuurvast bent en vloeiend stuurt; met zo weinig mogelijk stuurcorrecties de meest ideale lijn volgt.
  • dat je de auto met respect voor mechaniek behandelt
    > b.v. vloeiend met de koppeling werkt, vloeiend vertrekken, rustig en accuraat schakelt, op het juiste toerenal, een constante snelheid kunt aanhouden, gelijkmatig afremt en zonder schokje stopt.
     Animatie vertrekken en stoppen